In huidig dossier diende de vastgoedmakelaar zich te verantwoorden voor discriminatie op basis van vermogen en gezinssamenstelling.
In casu wenste een vrouw met drie kinderen een huurpand te bezichtigen. Tijdens de bezichtiging werd door haar meegedeeld dat zij beschikte over een inkomen van 1.270 euro per maand. Aangezien de maandelijkse huurprijs voor het pand 950 euro bedroeg, deelde de vastgoedmakelaar in kwestie haar mee dat dit pand wel duur was in verhouding tot de inkomsten van de betrokkene en dat zij beter een ander alternatief zou zoeken.
Hierop werd door de betrokken kandidaat-huurder, die het gesprek tijdens het plaatsbezoek had opgenomen, klacht ingediend bij het BIV.
De Uitvoerende Kamer meende dat het vermoeden van discriminatie in huidig dossier niet kon worden weerlegd en stelde dat de betrokkene nooit werd ondervraagd over andere en meer inkomensgegevens of waarborgen.
Evenmin kon worden aangetoond dat de gegevens betreffende de kandidaat-huurder door de vastgoedmakelaar werden overgemaakt aan de opdrachtgever-verhuurder aan wie de finale beslissing toekwam om al dan niet aan de kandidaat-huurder te verhuren.
Aan de vastgoedmakelaar in kwestie werd dan ook de tuchtsanctie van de waarschuwing opgelegd.