De vrederechter van het Kanton Etterbeek diende zich te buigen over een geschil rond een handelshuurovereenkomst. Daarbij had de huurder vooreerst een hoofdvordering ingesteld tot herziening van de huurprijs. Hij meende dat een vermindering van de huurwaarde verantwoord was, onder meer naar aanleiding van de coronamaatregelen die door de overheid werden afgekondigd. De verhuurder stelde op zijn beurt een tegenvordering in ter betaling van de achterstallige huurgelden, aangezien de huurder sinds de lockdown op 18 maart 2020 geen huur meer had betaald.