De vrederechter van het Kanton Deinze werd geconfronteerd met een geschil omtrent de betaling van de handelshuur gedurende de lockdownperiode in de lente en zomer van 2020. Eiser in dit geschil was de verhuurder van een handelspand, meer bepaald een horecazaak. De verweerder in dit geschil was de huurder/uitbater van deze horecazaak, die een huurachterstal had opgebouwd, omwille van het feit hij ingevolge de coronacrisis verplicht was om op 13 maart 2020 de deuren van het restaurant te sluiten. De eiser ging uiteindelijk over tot invordering van de huurachterstallen. De verweerder meende daarentegen dat er sprake was van overmacht en vroeg om de betaling van de huur gedurende de lockdownperiode kwijt te schelden.