Het aanbieden van een huurwoning door de huurder op Airbnb, met het oog op een kortlopende toeristische verhuring, staat gelijk aan een krachtens de Woninghuurwet verboden onderverhuur van de volledige woning. Zo oordeelde de Vrederechter te Brugge op 4 februari 2016 in een geschil dat ingeleid was door de verhuurster, die bevreesd was voor de fiscale gevolgen en niet kon instemmen met het oneigenlijk gebruik van de huurwoning, die tot hoofdverblijfplaats moest dienen. De huurder werd het verbod opgelegd om publiciteit te voeren voor de onderverhuring van het door hem gehuurde goed, op straffe van ontbinding van de huurovereenkomst te zijnen laste.