CIB Vlaanderen wordt CIB en daar hoort een volledig nieuw kleedje bij. Klik hier voor meer info.

Vastgoedkantoor veroordeeld voor discriminatie op basis van ras

Rechtspraak Uitspraakdatum: 2 september 2019
Detail page

Op 3 september vorig jaar diende de rechtbank in Nijvel zich uit te spreken in een zaak waarbij een Waals vastgoedkantoor beschuldigd werd van directe discriminatie op basis van ras. Terecht, want uit het feitenrelaas blijkt dat het kantoor aan een kandidaat van Ivoriaanse afkomst had laten weten dat het pand reeds verhuurd was, terwijl het enkele weken later nog beschikbaar bleek te zijn toen een Belg informeerde. Het kantoor bleek bovendien zelf de beslissing te hebben genomen om de betrokkene te weigeren. Kortom: het feitenrelaas leest als een brokkenparcours en een voorbeeld van hoe vastgoedkantoren niet mogen omgaan met kandidaturen, die ze daarentegen altijd objectief, neutraal en professioneel dienen te behandelen.

De betrokken kandidaat-huurder was van Ivoriaanse origine. De man verbleef sinds meerdere jaren in België en had de Belgische nationaliteit verkregen. Begin september 2017 informeerde hij naar een appartement dat via een vastgoedkantoor te huur stond voor €750 in Enghien. Na een eerste telefonisch contact werd een plaatsbezoek georganiseerd. Over deze eerste fase werden in de klacht bij de rechtbank geen problemen gemeld. Er zijn dus geen indicaties dat de betrokkene meer moeilijkheden ondervond dan anderen om een plaatsbezoek te krijgen. We geven dit mee omdat in het politieke debat over het (anti)discriminatiebeleid vaak wordt gefocust op de fase van het verkrijgen van het plaatsbezoek. Het risico op discriminatie is evenwel niet daartoe beperkt. Een vastgoedkantoor moet zich doorheen het hele proces professioneel opstellen. Daar liep het in deze concrete zaak stevig mis.

Na het plaatsbezoek besliste de man om zich formeel kandidaat te stellen. Daartoe diende hij in eerste instantie zijn drie laatste loonbrieven in, alsook een kopij van zijn identiteitskaart. Daarna volgde de ingevulde inlichtingenfiche en, vermoedelijk teneinde de kandidatuur extra te versterken, het bewijs van de betaling van de laatste zes maanden huur bij zijn vorig huurcontract. Op de inlichtingenfiche liet de man alleen het vakje ‘naam van de huidige werkgever’ leeg, omdat die naam toch zichtbaar was op de loonfiche.

Enkel hoogte inkomen telt

Niet-onbelangrijke opmerking bij dit laatste: het kantoor gebruikte duidelijk een eigen inlichtingenfiche. Een kandidaat-huurder vragen naar de naam van de werkgever is immers zowel vanuit privacy-overwegingen als vanuit discriminatiegevoeligheid bijzonder controversieel. Tenslotte kan men uit de formulering afleiden dat alleen kandidaten met een inkomen uit arbeid in aanmerking komen, aangezien een kandidaat met een andere inkomstenbron dit vakje niet kan invullen. Bovendien is het perfect toegestaan dat de kandidaat-huurder op de loonfiche de naam van de werkgever anonimiseert. Het is geenszins relevant om te weten voor wat voor bedrijf iemand werkt of ruimer van waar het inkomen afkomstig is. Enkel de hoogte van het inkomen telt, niet de bron. Wie dergelijke vraag opneemt in zijn/haar inlichtingenfiche doet daardoor reeds het spook van mogelijke discriminatie opdoemen. En, men weet dat in discriminatiezaken een vermoeden volstaat om de bewijslast te doen omkeren.

Enkele dagen na het formaliseren van zijn kandidatuur informeerde de betrokkene naar de stand van zaken. Het vastgoedkantoor liet daarbij weten de eigenaar nog niet te hebben kunnen bereiken maar dat men er binnenkort op zou terugkomen. Dat gebeurde op 2 oktober 2017 middels een SMS. Daarin stond dat er heel wat kandidaturen waren binnengekomen en dat er helaas een andere kandidaat was gekozen. De SMS was afkomstig van een stagiair die bij het kantoor werkte en het dossier van de verhuring beheerde.

Pand nog steeds te huur

Op 27 oktober (dus meer dan 3,5 weken later) merkte de betrokkene op dat het appartement nog steeds te huur stond. Daarover geconsterneerd en met het vermoeden onheus behandeld te zijn geweest, organiseerde hij een eigen test. Een vriendin met Belgische naam en tongval contacteerde het kantoor om meer informatie in te winnen over het pand, eventueel een plaatsbezoek te regelen, … Kort samengevat: om na te gaan of het pand effectief nog te huur werd aangeboden. Dat bleek het geval. Dus: 3,5 weken nadat was aangegeven dat het pand zogezegd verhuurd was, bleek het voor een Belg nog beschikbaar te zijn. Het hele telefoongesprek is genotuleerd en blinkt uit in de pragmatische antwoorden van het kantoor, over de door de verhuurder geprefereerde hoogte van de waarborg, over de hoogte van de kosten en lasten, over de nabijheid bij het station, … Men was maar al te bereid om de geïnteresseerde met Belgisch klinkende tongval te helpen en informeren.

Klacht ingediend bij Unia

Ter verdere staving van het dossier besliste de betrokkene om nog extra de proef op de som te nemen. Hij belde zelf, zonder zijn naam te noemen, opnieuw naar het kantoor met een neutrale vraag naar informatie over het pand. Door dit anoniem te doen kon de medewerkster van het vastgoedkantoor, die de telefoon beantwoordde, niet weten dat wat er zich tevoren had afgespeeld. Toch kreeg de man opnieuw te horen dat het pand reeds verhuurd was. Nochtans was het enige verschil met de Belgische vriendin die even tevoren had gebeld, dat de man een andere (Afrikaanse) tongval had. Hieruit meenden de man, het door hem ingeschakelde Unia en finaal de rechtbank van eerste aanleg in Nijvel dat de vastgestelde feiten bij het kantoor deel leken uit te maken van een ruimere strategie, waarbij ongewenste kandidaten te horen krijgen dat het pand reeds verhuurd is en zo voorgelogen worden. Van die strategie kon men het bestaan via enkele eenvoudige tests aantonen. Bovendien bleek het bewijsmateriaal perfect stand te houden in de rechtbank, aangezien de rechter in Nijvel de transscripties van de telefoongesprekken aanvaardde als toelaatbare stavingsstukken, minstens om het bestaan van een vermoeden van discriminatie aan te tonen, waarmee de bewijslast verschuift.

Nadat de man klacht indiende bij Unia werd gepoogd het gesprek aan te gaan met het vastgoedkantoor, inzonderheid om zicht te krijgen op de beweegredenen voor de verschillende behandeling. Het kantoor beargumenteerde dat de kandidatuur onvolledig zou zijn geweest, zonder echt in detail te kunnen aantonen welke lacunes er waren. De argumentatie werd ook niet echt geholpen door het feit dat de enige leemte in de inlichtingenfiche (het vakje met de naam van de werkgever) perfect gecovered is door de loonfiche en door het feit dat deze vraag conform de privacy- en discriminatiewetgevingen überhaupt zelfs niet in de inlichtingenfiche zou mogen staan. Wat bovendien de argumentatie al helemaal naar de prullennmand deed verwijzen was het feit dat het kantoor op geen enkel ogenblik aan de man had gevraagd om de kandidatuur te vervolledigen of had laten weten welke stukken ontbraken. Nooit was enige kennisgeving overgemaakt waarin was aangegeven dat de kandidatuur onvolledig was en dat er verdere stukken nodig zouden zijn geweest om ze in aanmerking te nemen. Als je de lijst met overhandigde stukken bekijkt, is het ook moeilijk in te beelden welke stukken er überhaupt extra nodig konden zijn.

Verzwarend element

Bij het onderzoeken van de documenten die door het vastgoedkantoor ter verdediging werden voorgelegd, kwam nog een verzwarend element naar voren. De dossierverantwoordelijke bleek de verhuurder pas formeel geïnformeerd te hebben over het bestaan van de kandidatuur op 4 oktober 2017. Dat is twee dagen nadat het kantoor de betrokkene via SMS had laten weten dat hij niet weerhouden was. Met andere woorden: het kantoor heeft de man zelf geweigerd, zonder de minste betrokkenheid vanwege de verhuurder. Bij het overmaken van de kandidatuur aan de eigenaar (die men nota bene reeds zelf had laten weten dat er een andere kandidaat geselecteerd was) had het vastgoedkantoor aangegeven geen voorstander te zijn, omdat de man te veel kinderen zou hebben en omdat men vreesde dat hij de huur niet tijdig zou betalen. Het is volstrekt onduidelijk waarop men zich voor deze laatste uitspraak baseerde.

Veroordeling

Ingevolge al deze feiten oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel dat er in hoofde van het vastgoedkantoor sprake was van directe discriminatie op basis van raciale kenmerken. Het vastgoedkantoor werd bijgevolg verschillende sancties opgelegd, naast de veroordeling an sich. Vooreerst diende het kantoor elke handeling van discriminerende aard te staken, voor alle panden in portefeuille en bij alle uitgevoerde activiteiten, met een dwangsom van €500 per vastgestelde inbreuk. Aan de betrokkene moest een morele schadevergoeding worden betaald van €1.300. De rechtbank legde ook een publiciteitsverplichting op: het vonnis moest gedurende minstens drie maanden uitgehangen worden, op een publiek zichtbare plaats, op de maatschappelijke zetel en beide vestigingen van het vastgoedkantoor. Daarnaast moest het kantoor het nodige doen om op haar kosten een synthese van het vonnis te laten verschijnen in BIV-News.

(Rechtbank van eerste aanleg Nijvel DD. 03 09 2019)

Gerelateerde dossiers

(Anti)discriminatie

(Anti)discriminatie

Structurele partners

KorfineChecknetACEGSpottoECCAConcordiaCovastLuminusORIS
Asbest Consulting

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte

Deze browser is niet compatibel met CIB. Gebruik een andere browser om onze website te kunnen gebruiken.