Volgens de laatste coronamaatregelen geldt voor personeelsleden nog steeds het principe van verplicht telethuiswerk. Het meest recente MB bevat slechts twee uitzonderingen op deze verplichting, namelijk (1) wanneer dit onmogelijk is omwille van de aard van de functie of (2) de continuïteit van de bedrijfsvoering, de activiteiten of de dienstverlening. Wie zich als werknemer toch uitzonderlijk naar het werk moet begeven, dient over een attest te beschikken dat het essentieel karakter van deze verplaatsing aantoont. Belangrijk om te weten: deze verplichting geldt ook voor zelfstandige medewerkers op wie je als onderneming een beroep doet.
Houdt men zich niet aan deze verplichting, dan loopt de werknemer het risico op een administratieve geldboete van 200 tot 2.000 euro of een strafrechtelijke geldboete van 400 tot 4.000 euro.
De term “personeelslid”, waarvan sprake in het MB en de FAQ’s, doet vermoeden dat er sprake moet zijn van een gezagsverhouding waardoor de verplichting om te beschikken over een attest dat het essentieel karakter van de verplaatsing aantoont, enkel zou spelen in de klassieke werkgever-werknemer relatie.
Ook voor zelfstandige medewerkers
Let op, dit is niet het geval. De term “personeelslid” wordt in artikel 1,9° van het MB van 1 november 2020 immers gedefinieerd als: elke persoon die werkt in of voor een onderneming, vereniging of dienst.
Hoewel de term personeelslid dus anders doet vermoeden, geldt de verplichting om te beschikken over een attest van verplaatsing dus ook voor zelfstandige medewerkers op wie je als onderneming een beroep doet.
Voorbeeldattest
Het attest zelf is niet aan specifieke vormvereisten onderworpen, maar je moet er wel de noodzaak van de verplaatsing mee kunnen aantonen. Onderaan dit artikel kan je indien gewenst een voorbeeldattest downloaden.