In dit vonnis moest de vrederechter in Sint-Truiden zich uitspreken over de vergoeding die de erfgename van een overleden huurder verschuldigd was na het overlijden van de huurder.
De feiten
Op 03.03.2020 werd met de huurder een woninghuurovereenkomst afgesloten voor de huur van een appartement voor een huurprijs van 650 euro. In maart kwam de huurder evenwel al te overlijden.
Aangezien de huurovereenkomst werd afgesloten na 1 januari 2019, viel deze onder het toepassingsgebied van het Vlaams Woninghuurdecreet. Op grond van artikel 42,§2 van dit decreet wordt de huurovereenkomst van rechtswege ontbonden op het einde van de tweede maand na het overlijden van de huurder, tenzij de erfgenamen van de huurder binnen die termijn verklaren dat zij de huurovereenkomst willen verderzetten.
Als de huurovereenkomst effectief een einde neemt op het einde van de tweede maand na het overlijden, dan is aan de verhuurder een vergoeding verschuldigd van één maand huur.
Woninghuurovereenkomst nooit geregistreerd
In dit geval kwam de huurder reeds te overlijden in maart 2020, waardoor de huurovereenkomst bij toepassing van artikel 42,§2 van het Vlaams Woninghuurdecreet een einde nam op 31 mei 2020. Evenwel werden de sleutels van het appartement pas op 21 juli 2020 terug overhandigd aan de verhuurder.
Volgens de erfgename van de huurder moest er geen vergoeding betaald worden aan de verhuurder, aangezien de woninghuurovereenkomst nooit werd geregistreerd.
Vergoeding staat los van registratie
De vrederechter volgde dit standpunt evenwel niet en stelde duidelijk dat de vergoeding, zoals bepaald door artikel 42,§2 van het Vlaams Woninghuurdecreet, niet gekoppeld is aan de voorwaarde van registratie van de huurovereenkomst.
Volgens de vrederechter is de erfgename dus wel degelijk een vergoeding van één maand huur verschuldigd aan de verhuurder.
Ook bezettingsvergoeding verschuldigd voor maanden juni en juli
Omdat de sleutels ook pas effectief terug werden overhandigd aan de verhuurder op 21 juli 2020 en het appartement tot dan dus niet vrij ter beschikking was van de verhuurder, is volgens de vrederechter bovendien een bezettingsvergoeding verschuldigd voor de maanden juni en juli 2020.
Het bedrag aan huur ten belope van 367,50 euro, dat in de loop van de maand maart nog werd betaald aan huur, moest volgens de vrederechter in mindering gebracht worden van de door de erfgename verschuldigde vergoedingen.
(Bron: Vredegerecht Sint-Truiden 26 oktober 2021)